Paragrafen

3b. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Onze gemeente kent een grote diversiteit aan beleidsterreinen zoals de decentralisaties in het sociaal domein, vastgoed, grondexploitaties, sport en veiligheid. Op al deze gebieden lopen we verschillende soorten risico’s: financieel, juridisch, veiligheid, bestuurlijk, imago, maatschappelijk en integriteit. Daarom is het belangrijk dat we vooraf nadenken over de mogelijke gevolgen van beleid en dat we afwegen welke risico’s we kunnen en willen nemen en welke maatregelen we nemen om de risico’s te monitoren en te beheersen. Risicobeheersing is geen doel op zich maar draagt bij aan het bereiken van onze doelstellingen.

Het weerstandsvermogen is de belangrijkste buffer voor risico’s waarvoor geen specifieke voorzieningen zijn getroffen. Het weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin de gemeente in staat is om substantiële tegenvallers op te vangen zonder direct ingrepen in de begroting te hoeven doen. Onderstaande figuur maakt duidelijk voor welk gedeelte van de risico’s we weerstandsvermogen aanhouden:

De risico’s behelzen alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen (bijvoorbeeld in de vorm van een voorziening) en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. De nota risicomanagement benoemt drie soorten risico’s:

  • externe risico’s: risico’s waar je als organisatie geen invloed op hebt zoals (natuur)rampen, economische omstandigheden, vluchtelingenstromen, wet- en regelgeving vanuit het Rijk (bijvoorbeeld herziening van de financiële verhoudingen).
  • strategische risico’s: risico’s die inherent zijn aan de aard van de organisatie zoals risico’s op gebied van decentralisaties, subsidieverstrekking, grondexploitaties, investeringen, samenwerkingsverbanden en overige exploitatierisico’s.
  • te voorkomen risico’s: interne risico’s als gevolg van gedrag en risico’s die beheersbaar zijn. Ze kunnen beheerst of voorkomen worden door actieve preventie (en vallen dus niet onder het weerstandsvermogen).

Er is geen wettelijke normering voor de benodigde weerstandscapaciteit. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald door de risico’s waaraan we na het treffen van beheersmaatregelen nog kunnen worden blootgesteld en die we niet kunnen opvangen in de begroting. Dit kunnen externe en strategische risico’s zijn. We hebben de norm voor het weerstandsvermogen eerder vastgesteld op 10% van het begrotingstotaal. Dit bedrag ligt in lijn met het gemiddeld meerjarig berekende totaal bedrag aan externe en strategische risico’s. Onzekerheden en niet te kwantificeren risico’s worden daarbij gecompenseerd door mogelijk positieve risico’s.
De norm van 10% van het begrotingstotaal beweegt mee met de omvang van de begroting en daarmee met extra risico’s uit een hogere exploitatie. Het begrotingstotaal voor 2022 bedraagt € 1 miljard. De norm voor 2022 komt hiermee uit op € 100 miljoen. In de Begroting 2021 is daarnaast €10 miljoen als extra buffer voor het sociaal domein toegevoegd. Het weerstandsvermogen ontwikkelt zich op basis van de huidige inzichten als volgt:

Overzicht weerstandsvermogen       (x € 1 miljoen)

2022

2023

2024

2025

Beschikbaar 1 januari

158

117

107

111

Mutaties eerdere besluitvorming (o.a. Begroting 2021)

-3

-3

2

Inzet rekeningresultaat 2020 cf. Kadernota 2022

-31

-9

-1

-1

Mutaties Begroting 2022

-7

2

3

Weerstandsvermogen 31 december

117

107

111

110

We kunnen niet alle risico’s kwantificeren. Kenmerk van de meeste risico’s is dat ze gepaard gaan met grote onzekerheid (zowel qua financiële impact als qua kans van voordoen). Daar staat tegenover dat we de stille reserves niet optellen bij het beschikbaar weerstandsvermogen. Stille reserves zijn waardecomponenten die vanuit de voorschriften niet op de balans mogen worden opgevoerd, zoals overwaarde in panden, voorraden en aandelen in andere ondernemingen en de waarde van de kunst die in ons bezit is. Risico’s zijn niet te kwantificeren in één absoluut getal. Toch is het belangrijk om een relatie te leggen tussen risico’s en benodigde weerstandscapaciteit. Voor de externe risico’s is gerekend vanuit kwetsbaarheden. Hiervoor is een basisbedrag aan weerstandscapaciteit nodig. Daarnaast moet de beschikbare weerstandscapaciteit toereikend zijn om de strategische risico’s af te dekken: juridische risico’s, projectrisico’s van het grondbedrijf, risico’s aan de inkomstenkant en overige exploitatierisico’s (bijvoorbeeld restrisico’s binnen het sociaal domein). Het totaal van de risico’s en kwetsbaarheden ligt in lijn met de norm van het weerstandsvermogen. In schema is het beeld op hoofdlijnen:

Externe risico’s
en kwetsbaarheden

47 miljoen

(Humanitaire) rampen: pandemie, extreem weer, bedreiging veiligheid

Rijksbezuinigingen: ingroeipad herverdeling GF, nieuw regeerakkoord

Marktontwikkelingen: loongebouw, prijsstijgingen, economie, rente

Strategische risico’s

52 miljoen

Claims, bezwaren, rechtszaken, onderhandelingen

Exploitatierisico’s (o.a. sociaal domein open-einde regelingen)

Grondbedrijf

Totaal

99 miljoen

Kengetallen
De kengetallen van het BBV geven nadere informatie over de financiële positie van de gemeente. We berekenen de kengetallen op basis van een prognose van het balansbeeld (zie paragraaf 3j). De prognose wordt onder meer ontleend aan de investeringsplannen en het MPG. De kengetallen geven het volgende beeld:

(x € 1 miljoen)

NL2019

R2019

R2020

GB2021

2022

2023

2024

2025

netto schuldquote

60,5%

49,2%

44,8%

52%

52%

54%

55%

55%

netto schuldquote gecorrigeerd 

52,3%

46,5%

42,9%

50%

50%

52%

53%

54%

solvabiliteitsratio

33,2%

33,8%

37,6%

35%

35%

33%

33%

33%

grondexploitatie

9,4%

8,1%

9,1%

5%

1%

1%

1%

1%

structurele exploitatieruimte

-1,3%

6,8%

8,5%

0%

0%

0%

0%

0%

belastingcapaciteit

98,1%

96,7%

98,4%

99,5%

100%

100%

100%

100%

De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. De solvabiliteit geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te blijven voldoen. Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe hoog de waarde van de grond is ten opzichte van de totale geraamde baten. Bij de structurele exploitatieruimte betekent een positief percentage dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. De belastingcapaciteit reflecteert de hoogte van de gemiddelde woonlasten (OZB, rioolheffing en reinigingsheffing) in relatie tot het landelijk gemiddelde. De ratio’s van Eindhoven zijn gunstiger dan het landelijk gemiddelde. Ten opzichte van de BBV referentiewaarden scoren we 'gemiddeld' of 'minst risicovol'. De kengetallen blijven vanaf 2022 naar verwachting stabiel en geven in relatie tot de financiële positie geen aanleiding tot extra bijsturing.

Conform de richtlijnen van de provincie Noord-Brabant mogen we een stelpost opnemen voor de ruimte onder het plafond van het BTW-Compensatiefonds (BCF), die maximaal gebaseerd is op de realisatiecijfers van 2020. Dat zou voor Eindhoven neerkomen op € 2,5 miljoen. Vanwege onzekerheid over de hoogte van (oplopende) toekomstige BCF-declaraties en wel/niet voortzetting van de koppeling aan de accressen en de trap-op-trap-af-systematiek door een nieuw kabinet hebben we een stelpost opgenomen van €776.000 structureel, gebaseerd op de realisatiecijfers van 2019.

Deze pagina is gebouwd op 09/29/2021 16:36:49 met de export van 09/29/2021 16:21:06